Interview met Sébastien Cibels, expeditieverantwoordelijke van onze tarificatiedienst
Het gezicht van onze beroepsvereniging
Ons secretariaat mag dan wel de stem van onze beroepsvereniging zijn, onze collega Sébastien is er het gezicht van: hij ging 22 jaar de baan op om de voorschriften op te halen en de valiezen te verdelen. Een job die in contact staat met de apotheker en waar het menselijke aspect even belangrijk is als doeltreffend Zijn loopbaan loopt gelijk met de evolutie van onze beroepsvereniging. Lees hieronder zijn interview.
Dag Sébastien. Dank voor je tijd om mijn vragen te beantwoorden. Allereerst: waarom ben je bij onze beroepsvereniging komen werken?
In feite kwam ik al op de leeftijd van 4,5 jaar bij de federatie terecht, die toen nog de Federatie van apothekers van Brussel was. Mijn ouders waren namelijk conciërges in de voormalige gebouwen in de Jozef II-straat. Ik ben er dus al van kinds af aan ingetuimeld.
Na een ervaring als taxichauffeur en in een autoschool vernam ik in 1998 dat er een functie van chauffeur vrijkwam. Ik waagde mijn kans en 25 jaar later ben ik hier nog steeds!
Wat waren je eerste indrukken toen je bij ons begon te werken?
Ik stond reeds met een been in de beroepsvereniging. Maar de ontmoetingen met de apothekers waren voor mij nieuw. Beroepshalve ben ik altijd wat zelfstandig geweest, dus het feit om alleen de weg op te gaan beviel me enorm. Het contact met de apothekers was eveneens een heel mooi aspect van het werk.
Hoe verliep het contact met de apothekers?
Ik moest me vaak in dubbele file parkeren, maar probeerde toch een beetje de tijd te nemen om wat te babbelen, altijd met de glimlach, wat de situatie op de weg ook was geweest.
We praatten over alles en als er vragen over het werk waren, probeerde ik zo goed mogelijk te antwoorden. Of door te verwijzen naar een collega. Aan de andere kant kon ik ook de collega’s informeren over wat er zich in de apotheken afspeelde en hoe die evolueerden. Dit menselijke aspect mis ik nog het meest sinds de invulling van mijn job is veranderd. We kunnen zeggen dat ik gedurende 22 jaar het gezicht van de beroepsvereniging was.
Je vermeldde onze oudere lokalen, alsook de Federatie. Wat is er in 25 jaar veranderd?
Toen hadden we twee gebouwen, waarvan een uitsluitend voor de stockage van de archieven. De teams werkten op verschillende verdiepingen en dat had een beetje een invloed op de sfeer. Maar ik had het geluk met iedereen in contact te staan. Het team was ook veel groter, met op het hoogtepunt zelfs 49 werknemers. Door de informatisering en vereenvoudiging van bepaalde taken is dat aantal gedaald.
Het ging er toen ook gemoedelijker aan toe. De apothekers kwamen vaker bijeen en aten soms zelfs samen. Dit sociale aspect was heel belangrijk. Het was een ander tijdperk.
En op het vlak van de invulling van je werk?
Het verkeer was toen anders, veel leuker in die tijd. Zoveel te beter, want de rondes namen de helft van de maand in beslag omdat we in beide Brabantse provincies veel apotheken hadden.
Er was eveneens een belangrijke technologische evolutie. Toen ik begon stond de informatisering nog in de kinderschoenen. Ik haalde bij de apothekers de diskettes op en de valiezen met voorschriften. Vandaag de dag is het door de dematerialisatie van de voorschriften heel uitzonderlijk dat een valies meer dan 1 kg weegt.
Drie jaar geleden kreeg je een andere functie. Wat waren de redenen en hoe verliep die overgang?
Toen was Francis Vandermaren directeur en hij zag nog andere capaciteiten in mij. Na 22 jaar op de baan vroeg hij me om naar de expeditiedienst te gaan. Ik antwoordde dat het “OK was, maar op voorwaarde dat iemand anders die competent is mijn rondes zou overnemen”. Vandaag is dat “Mitat”, een externe leverancier die de job heeft overgenomen. Ze zijn snel en efficiënt, maar het menselijke contact is verschillend in vergelijking met een interne persoon die op een bepaalde manier de beroepvereniging vertegenwoordigt.
Wat zijn de uitdagingen in je huidige job?
Belangrijkste uitdaging is het feit dat er 12 maanden in een jaar zijn, waarvan één heel korte maand (lacht). Meer serieus, er komt een hele logistiek bij kijken en elke fase moet tijdig gebeuren om het proces niet verstoren.
Elke maand moeten er tussen de 10.000 en 12.000 pagina’s worden afgedrukt, honderden valiezen met boekhoudige documenten en oudere voorschriften moeten worden voorbereid en twee rondes per dag ingepland, et cetera. Dit proces neemt ongeveer zes dagen per maand in beslag enkel en alleen maar voor de expeditie, waarvoor een precieze planning noodzakelijk is.
Een andere uitdaging voor de tarificatiedienst zijn de pharmanet-weigeringen (INAMI-weigeringen: wat de mutualiteit weigeren terug te betalen). Men moet dus zoveel mogelijk de weigeringen voor de apothekers vermijden. Dat neemt meer tijd in beslag dan vroeger omdat de reglementering sneller verandert en de mutualiteiten niet steeds de tijd hebben om zich aan te passen.
Veel energie van de tarificatiedienst gaat ook naar de tarificatie van de OCMW’s. Dit is iets specifieks voor Brussel. Elk OCMW heeft zijn eigen reglement (naast de D-lijst die gemeenschappelijk is). Bepaalde gemeentes hanteren een maandelijks plafond voor de patiënt, andere met remgeld (waarvan het bedrag schommelt) of met een percentage ten laatste van de patiënt. Bepaalde gemeentes eisen requisitoires voor specifieke geneesmiddelen terwijl andere dit niet doen, et ectera. Het is hoog tijd om dit te vereenvoudigen en bepaalde procedures te moderniseren.
Nog een laatste woord?
Ik denk dat onze beroepsvereniging heel wat voordelen biedt en dat onze diensten nog beter bekend raken. We volgden nooit echt een commerciële logica, maar de wereld verandert. Er zijn minder apotheken, meer concurrentie met andere spelers en patiënten die het vaker minder breed hebben. Gelukkig was er de voorbije jaren een goede evolutie onder de directie van Francis Vandermaren en vervolgens Stefaan Timperman om ons aan te passen aan de nieuwe realiteit op het terrein in onze sector.